“Jee, wat heb je een hoop boeken”. Een van de meiden van het dorp was met drie andere kinderen even op bezoek om wat flessen water voor mij af te geven. Ik heb op deze manier ‘bezorging aan huis’, erg handig nu ik zo'n vier weken met mijn been omhoog moet zitten. Ze keek rond in mijn boekenkasten, tilde van alles op, keek in bakjes, draaide aan het muziekdoosje en tuurde verbaasd door de verrekijker. Ze had de verrekijker omgedraaid en ik was dus heel ver weg. Ze lachte vol verbazing. Waarschijnlijk had ze nog niet vaak door een verrekijker gekeken. Veertien jaar is ze, en veel bezittingen en boeken heeft ze niet op haar schoolboeken na. Ze slaapt waarschijnlijk met familieleden in een bed. Dit is heel gewoon hier. Veel mensen hebben in elke kamer van de vaak uit twee kamers bestaande huizen, een bedbank staan. Mijn aparte slaapkamer met tweepersoonsbed waar ik alleen in slaap, is al eerder onderwerp geweest van veel vragen en verbazing. Om de beurt moesten ze ook even op mijn bureaustoel zitten, die draait rondjes. “Kijk, ik ben de koningin” zei ze vrolijk en uit de hoogte. “Heb je snoep” vroeg ze daarna. “Geen snoep, maar wel zoutjes” en dat was ook goed. We speelden een spelletje Toma Pan, een soort Pim-Pam-Pet. Een van heen bleef consequent landen noemen waar er steden gevraagd werden. Elke keer keek hij weer triomfantelijk rond. Een berg met de S: munte Susana. Ik gaf punten voor het originele antwoord. Een rivier met een J: de Jijia, het stroompje dat hier vlakbij stroomt. Een stad met een V: Vionesti, een dorp op 20 km hier vandaan. Ik heb het allemaal goed gerekend. Hun wereld behelst vooral het dorp en directe omgeving. Hoewel… waarschijnlijk hebben ze momenteel bij aardrijkskunde topografie van Amerika want er kwamen ook nog wat voor mij onbekende bergen voorbij die volgens hen daar lagen. Na een half uurtje gingen ze weer, allemaal met een ballon. Ik bleef alleen achter tussen al die spullen en boeken. Via dit soort ontmoetingen leer ik meer over Roemenië dan er in alle boeken te lezen valt.
1 Reactie
De meeste ongelukken gebeuren thuis. Dat blijkt weer. Afgelopen zondag was ik aan het opruimen en schoonmaken in huis. Ik had mijn handen vol, er lag iets op de grond, mijn voet gleed weg en hup daar lag ik. Mijn rechterknie, die regelmatig kuren heeft, zat in een vreemde hoek. Daarnaast deed het enorme pijn. Het soort van “ik denk dat de hele buurt me heeft horen gillen” pijn. Nogal gênant achteraf.
Het duurde even en toen hoorde ik een plop en zat mijn knie weer goed. De pijn werd gelukkig iets minder en de buurvrouw van boven was inmiddels binnen gerend. “Ce este ubita” (Wat is er liefje). Ze was zich rot geschrokken van mijn gegil. Ze hielp me op de bank, legde een pak diepvries bonen op mijn knie en gaf me een glaasje water met een pijnstiller. Ondertussen allemaal vriendelijke, rustgevende zinnetjes fluisterend. Het was hartverwarmend deze buurvrouwelijke zorg. Cristina was inmiddels ook opgetrommeld en samen vonden de dames dat er een ambulance gebeld moest worden. Ik moest naar het ziekenhuis. In een eerder verhaal heb ik verteld over de ziekenhuizen in Roemenië en ik zag me al uren op de eerste hulp zitten wachten tot ik aan de beurt was. Daarbij vind ik een knie uit de kom geen reden voor een urgent bezoek aan een ziekenhuis en zeker geen dure ambulance. Als ik ga, dan ga ik wel met eigen auto. Ik stribbelde dus in alle hevigheid tegen en de dames dropen iets wat teleurgesteld af. “Die eigenwijze Hollandse” zag ik ze denken. De knie werd helaas steeds dikker en ook pijnlijker. Dus gisteren ging ik met Jurie, een Nederlandse korfbal coach die momenteel op bezoek is, toch maar naar het ziekenhuis in Iasi. Na mijn eerdere ervaringen had ik voor een privé kliniek gekozen. In tegenstelling tot de informatie die ik had gekregen, bleek helaas dat de orthopeed die dag toch niet aanwezig was. ‘De volgende dag terugkomen, of bij het staatsziekenhuis proberen’ kregen we te horen. We waren toch in Iasi, ik wilde geen snob zijn, dus gingen we toch maar even naar het gewone ziekenhuis. De betonnen en donkere wachtruimte van de eerste hulp zat bomvol zieke en snotterende mensen. Artsen liepen af en aan. Daarnaast kwamen er diverse ambulances aangereden met brancards met bloedende, bewusteloze en/of anderszins zieke mensen. Die worden allemaal door de wachtruimte gereden of tijdelijk daar geparkeerd. “Wat doe ik hier” dacht ik meerdere keren, hangend tegen de balie op mijn goede been. Na ruim een kwartier in de rij staan verwees de dame van de receptie me vriendelijk door naar de polikliniek, aan de overkant van de straat. ‘Daar is het minder druk’ verzekerde ze me. De polikliniek is niet ver, maar hinkend op één been toch zeker tien minuten. Ik vroeg of er een rolstoel te leen was. Ze keek me veelbetekend aan; die waren natuurlijk al allemaal in gebruik. Dus hinkelde ik naar de overkant, onder begeleiding van een oudere man met maar één tand die me vriendelijk de weg wees. Ook de poliklinieken zitten in een betonnen communisten blok waar weinig onderhoud aan wordt gepleegd. Bij de polikliniek ortopedie op de eerste etage zat een grote groep mensen in een donkere smalle gang op gammele stoeltjes te wachten. Ze keken me onderzoekend aan. Toen bleek dat ik eerst weer naar beneden moest om te gaan betalen, besloot ik dat ik toch een snob was en de volgende dag naar de privé kliniek zou gaan. Ik heb krukken gekocht en een brace en hup naar huis. Vanmorgen kwamen we in de keurig, schoon en fris ruikende hal van de nieuwe privé kliniek. De dames achter de balie hadden smetteloos witte bloesjes aan. Er stonden boeketten met bloemen, er was sfeerverlichting en alles zag er vriendelijk uit. Ik kon meteen door naar mijn afspraak waar een eveneens in een keurig wit bloesje gestoken assistente me glimlachend opwachtte. De bank waarop Jurie kon wachten was fraai vormgeven en heel! De arts was adequaat: een punctie, een mri en wat medicijnen voor de ontsteking. Hij belde zelf meteen even voor de afspraak. De volgende dag om 13.00 kon ik al terecht. Daarna werd in een ander kamertje de punctie verricht. Nog even langs de apotheek en betalen en in krap een uur stond ik weer buiten. Wat een enorm verschil met de staatsziekenhuizen! En hoe schrijnend dat dit direct naast elkaar bestaat en er zoveel mensen geen toegang tot deze zorg hebben. De 150 lei (33 euro) voor een consult is in onze Nederlandse ogen een schijntje, maar hier voor veel mensen niet op te brengen. Wel betalen ze vaak een soort ‘smeergeld’ aan de artsen in de staatsziekenhuizen om sneller aan de beurt te komen of simpelweg om een goede behandeling te krijgen. Smeergeld kan trouwens ook een fles wijn of een kip zijn. De salarissen van de artsen zijn zo laag dat dit 'bijverdienen' door iedereen geaccepteerd wordt. Morgen weer terug voor de MRI, duimen dat er niets ernstigs aan de hand is! ... Opvallend is ook dat er een heleboel artsen zowel in de staatsziekenhuizen als in de privéklinieken werken. Wat recent nog leidde tot een enorm corruptie schandaal. Maar daarover een andere keer. |
Click here to edit.Regelmatig schrijf ik hier over mijn belevenissen en avonturen in Roemenië. Vaak leuk, soms vervelend, maar nooit saai! Archives
Mei 2018
Categories |