"Blijf van me af” gilt Stijn lachend. Hij rent de kamer door. Verschuilt zich achter de bank. Ionel is hem te snel af. Hij duikt over de bank en grijpt Stijn vast. Hij zoent hem, op zijn oren, zijn ogen, zijn mond. Ze lachen, stoeien. “Ik wil je altijd zo leuk blijven vinden” fluistert Stijn in het oor van Ionel. “In Nederland en in Roemenië”.
Ionel staat op, loopt weg van de bank. Weg van alle verwachtingen van Stijn. Roemenië is Nederland niet. Zijn dorp is Amsterdam niet. In Amsterdam lopen ze hand in hand. Zoenen ze op straat. Zelfs bij Stijn zijn oma in het dorp zaten ze dicht tegen elkaar. Ze gaf hen te eten, te drinken. Ze lachte naar hem, aaide hem over zijn hoofd. Meteen al bij het eerste bezoek twee jaar geleden. Het was daar net als bij bunica[1] thuis. Ook daar kregen ze eten en drinken. Alleen kon hij daar niet naast Stijn zitten. Niet zo als in Nederland. In Roemenië is Stijn (Cum îl cheamă?[2]... Sti-jn… ? zijn naam is onuitspreekbaar voor haar) een collega van het werk. Een vriend. Atât[3]. Ze houden afstand. Voor de goede vrede. “Homo’s bestaan niet in Roemenië” zegt zijn vader. En zijn moeder voegt er aan toe “Het is een ziekte, een afschuwelijke ziekte Ionel”. Zijn oom buldert erachter aan, “heb je wel eens homoseksuele dieren gezien, die bestaan ook niet”. Ze lachen altijd hard tijdens dit soort gesprekken. Ionel lacht mee. Al jaren. Vroeger maakte hij ook grappen. Hij kent ze als geen ander. De vrede is ongemakkelijk, maar alleen voor hem en Stijn. Zijn familie weet niets van hun spel. In Roemenië groeit de onvrede tussen hen twee. Stijn begrijpt het niet, niet echt. Ionel probeert het uit te leggen. Maar hoe legt hij het uit aan iemand die opgegroeid is in een land waar homo’s als gewone mensen gezien worden? Zijn broer vraagt het vaak. “Heb je al een meissie?” Hij knipoogt dan, slaat hem op zijn schouder “ik weet er nog wel een paar voor je”. Drie jaar geleden nam Ionel Lisa mee naar huis. Een meisje van de winkel in het dorp. Lang duurde het niet. Ze zei niet waarom, maar na vier weken wilde ze niet verder. Hij vond het allang goed. De schijn was gewekt. Een jaar later ontmoette hij Stijn in Boekarest. Alles klopte, eindelijk. Behalve de openheid bij zijn familie. Bij zijn familie is Ionel geen homo. Zijn ouders kennen het niet van dichtbij. En zeker niet hun kind. Het komt niet bij hen op. Zijn ouders stemmen voor de wetsaanpassing dat een huwelijk alleen tussen een man en een vrouw kan zijn. Alle drie hun dochters en één zoon zijn getrouwd. Het is nu wachten op Ionel. Hij hoort het vaak genoeg. Ionel weet het al sinds hij dertien is. Hij onderdrukte het gevoel. Het hielp niet. Direct na Lisa en de middelbare school vluchtte hij naar Boekarest, naar de nachtclubs daar. Het was te oppervlakkig, te lichamelijk voor hem. Wel leerde hij daar zichzelf weer te zien als mens. De liefde voor mannen te zien als normaal. Met Stijn in Nederland is het goed, heel goed. Daar kan hij zijn wie hij wil zijn. Los en vrij. Hij is nog steeds verbaasd hoe gemakkelijk het leven samen is. Hoe gemakkelijk het leven in Nederland voor hen samen is. Roemenië mist hij nauwelijks. Zijn ouders zijn één keer op bezoek geweest. Stijn logeerde toen bij vrienden. In het dorp komt hij nog maar een paar keer per jaar, meestal zonder Stijn. Hij bezoekt zijn ouders, neemt tulpenbollen en stroopwafels voor hen mee. Op straat vragen de mensen “Hoe is het in Nederland? Heb je een iubita[4]? Wanneer ga je trouwen? Het wordt tijd Ionel” Ze zien het niet. Wat je niet kent zie je niet. In Nederland ziet men het direct. Als hij met Stijn op een feestje komt, zijn ze een stel. Niemand kijkt er van op. Niemand vraagt er naar. Daar is geen spel. Alleen thuis, zoals nu. Omdat ze dat samen willen. Ook in Nederland vragen de mensen, “wanneer gaan jullie trouwen?” Wie weet, ooit. Als hij de moed heeft. [1] Oma [2] Hoe heet hij? [3] Vaak gebruikte uitdrukking. Letterlijk: genoeg/ dat is alles [4] Een liefje
0 Reacties
Laat een antwoord achter. |
Click here to edit.Verhalen gebaseerd op mijn leven en ervaringen in Roemenië. ArchivesCategories |